Brood en wijn

door Jelle Rollema

Het avondmaal, als kerkelijk gebruik een lastig onderwerp. Lang tijd was dat ritueel een gebruik dat de gemeenschap verdeelde in hen die wel en hen die niet mochten deelnemen. Eerst moest je belijdenis gedaan hebben om ‘aan het avondmaal te mogen gaan’. Die scheidslijn is in het grootse deel van de protestantse kerk opgeheven als criterium voor deelname, maar er is onbewust nog wel een andere scheidslijn blijven bestaan: die tussen ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’. Het is een onzinnig scheidslijn want is die lijn wel te trekken?

En hoewel in onze liberaal/vrijzinnige geloofsgemeenschap iedereen welkom is, hing er in het verleden om het avondmaal toch een zekere verlegenheid. Dat had er wellicht ook mee te maken dat de woorden en gedachten die rondom het avondmaal hingen, vreemd waren geworden voor de moderne mens: verzoenend bloed, Jezus die voor onze zonden had geleden? Moderne gelovigen konden daar al lange tijd niet zoveel meer mee. Liberale theologen stelden daarom al ruim 200 jaar geleden voor om het avondmaal op Goede Vrijdag te vieren, als een soort begrafenismaaltijd. Daarmee had het z’n oorspronkelijke zeggingskracht en functie als centraal ritueel verloren.

Het vreemde is dat in het vroege christendom juist het maaltijdritueel met het delen van brood en wijn hét centrale ritueel was. Daaruit ontstonden de bijeenkomsten die wij nu kerkdienst noemen. In ons alledaagse leven speelt de maaltijd nog steeds een belangrijke rol in het gemeenschapsleven. Met je vrienden ga je uit eten, zomaar, om bij te praten of om iets te vieren. Maar ook bij een huwelijk of met Kerst en Pasen is de gezamenlijke maaltijd het centrale onderdeel van het feest. En in iets andere vorm bij een begrafenis: na afloop van crematie of begrafenis is er ook nog steeds het ritueel van samen eten en drinken en napraten over wat de betekenis van de overledene voor jou leven was en is.

Vanuit het belang van de maaltijd voor onze tijd zou je ook naar dat oude kerkelijke ritueel van het avondmaal weer opnieuw kunnen kijken. Want waar gaat het bij een doorsnee maaltijd om? Je komt thuis en vertelt tijdens het eten wat je hebt meegemaakt. Je neemt een stuk brood en je vertelt. Je deelt dus je levensgeschiedenis met je tafelgenoot en het brood dat je gezamenlijk eet, is daar het teken van. Je vertelt bovendien wat je pijn en je vreugde waren van die dag en neemt een glas wijn. De rode druppels van het druivenvocht weerspiegelen zowel de tranen als de verrukking van het leven. Je zou kunnen zeggen: ik eet met jou, dus ik vertel jou mijn leven. Dit eten is mijn leven, deze wijn mijn levensstroom. Als die ander dan inderdaad mee-eet, dan neemt hij als het ware een hap uit jouw levensverhaal. Hij hapt erin, bijt er in, proeft het en neemt het tot zich.

In de context van de kerkdienst: wie een stukje brood neemt, neemt een hap uit het levensverhaal van Jezus en drinkt uit de kracht, vreugde (zoet van de wijn) en verdriet (zure ondertoon van de wijn) die door het hart van Jezus stroomden. Gewoon een hap, een dronk uit zijn leven en woorden. Rondom dat ritueel wordt meestal ook gelezen uit dat levensverhaal van Jezus. Door het te overdenken wordt het ook deel van ons leven en eten we het als het ware, verteren we het in de hoop dat het voedzaam zal zijn voor ons leven.

Jezus deelde zelf ook graag de maaltijd met anderen.  Hij stond erom bekend dat hij zich graag liet uitnodigen voor een maaltijd of feest, en dat hij zich het eten en drinken goed liet smaken. Een veelvraat of dronkaard werd hij door de mensen die zich daaraan ergerden, genoemd.

In een van die verhalen wordt Jezus uitgenodigd door een farizeeër (Lucas 11: 37-53). Hij gaat daar zomaar aan tafel liggen zonder eerst de gebruikelijke cultische reiniging met water uit te voeren. Letterlijk staat er dat Jezus zich niet had laten dopen, dus zich niet had laten dompelen, schoon wassen. Met andere woorden: Jezus voldoet dus niet aan wat van een ware gelovige wordt vereist: gedoopt zijn. Iemand waarvan in een groot deel van de kerk gezegd zou worden dat hij niet weet wat het christelijk geloof inhoudt. Iemand die ongedoopt, ‘ongeheiligd’, zomaar aan het ritueel deelneemt.
Kan dat dan zomaar? ‘Ja’, zegt Jezus. Want al die rituele eisen gaan alleen maar over de buitenkant van het geloof. Met andere woorden: waar ligt ten diepste het verschil tussen een ‘gelovige’ en een ‘ongelovige’?

Jezus neemt dus zonder zich ritueel te reinigen deel aan de maaltijd. Daarmee daagt hij de farizeeër uit, die zich daarover verwondert uit. Als het ware vraagt Jezus hem: ‘Wat is jouw verhaal dan: geloof je echt dat je het reine en onreine in jezelf kunt scheiden? Dat je daardoor dat complexe leven, waar goed en kwaad door elkaar lopen, kunt reinigen? Dat je dat deel van jouzelf dat je liever niet wilt zien, daarmee ook kunt weghalen?’ Niet dat Jezus de geestelijke veroordeelt omdat hij net zoals ieder mens een wezen is waar goed en kwaad met elkaar verstrengeld zijn. Nee, waar Jezus hem op aanvalt, is dat de geestelijke de schone schijn ophoudt dat hij wel perfect, rein is. Jezus wijst hem erop dat je pas mens wordt wanneer je ontdekt dat je een mens bent met kwaliteiten en gebreken, fouten en glorie, angst en moed. Het is pas werkelijk moedig en getuigt van grote kracht wanneer je dat voor jezelf durft toe te geven. Vanuit dat besef dat jij niet perfect bent en wanneer je daarmee verzoend bent, sta je beter in het leven en kunnen je werkelijke kwaliteiten beter opbloeien. Bovendien wordt een mens dan ook milder naar z’n medemens. Wie vindt dat hijzelf perfect is en gelooft dat je dat kunt zijn, stelt dat ook als redelijke eis aan de ander. Ik kan het ook zijn, dus jij ook. Wees het dan ook!

Die visie van Jezus helpt ons wat genuanceerder naar onszelf en onze medemens te kijken. Ik geloof ook dat we zo een leefbaardere en vitalere samenleving krijgen. De nadruk op rein en onrein, goed en fout, perfect en imperfect splijt een samenleving in winnaars en verliezers. Die visie zouden we als kerk aan de samenleving aan kunnen bieden, in de hoop dat de scheuren die in onze samenleving ontstaan door de eis van perfectie, zuiverheid en volmaaktheid gedicht, verzoend kunnen worden. Niet om de scheuren te verbloemen, maar om de samenleving leefbaar en vitaal te houden. Het delen van brood en wijn in de elfuursdiensten op de derde zondag van de maand is een mooie en indringende verbeelding van de boodschap en de kern van het levensverhaal van Jezus. Zo’n ritueel zegt meer dan vluchtige woorden. Dat kun je dus niet vaak genoeg doen. In het verhaal dat dat ritueel uitbeeldt, geloof ik. En wie zou daar niet in willen geloven? Welkom aan iedereen die dat geloof met ons wil delen en uitdragen, want samen staan we sterk!