Over schoonheid en schaduw (2)

door Jelle Rollema

In de vorige bespiegeling schreef ik dat het oerverhaal over Eva die at van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad (Genesis 2 en 3) niet gaat over de zondeval van de mens, maar over schoonheid en de schaduw die die met zich meedraagt. Ik kom er nog even op terug.
Eva nam van de vrucht van die schitterende boom, at ervan en gaf er ook van aan Adam. Zo kreeg de mens volgens de schrijvers van dit verhaal kennis van goed en kwaad en was hij in staat het echte leven aan te kunnen. Het is herkenbaar: wij als mensen verlangen naar kennis, want kennis is aantrekkelijk en fascinerend. Maar wie kennis tot zich heeft genomen, ontdekt dat de schoonheid van kennis ook een schaduw met zich meedraagt. Want kennis wordt duur betaald: ze kan een mens helpen en verlichten, maar ze kan ook leiden tot arrogantie en machtsgeilheid. Met hulp van de natuurwetenschappelijk kennis van kernsplitsing kunnen we door bestraling mensen genezen, maar tegelijk kunnen we met die kennis een allesverwoestende kernbom maken. Rudy Kousbroek merkte ooit op dat hij gefascineerd was door de schoonheid van een machinegeweer, door het kille en strakke metaal. Dat kennis geen onverdeeld genoegen is, blijkt ook wel uit het feit dat zelfkennis, inkeren tot je ware zelf, niet de zo gewenste rust en vrede oplevert. Nee, wie eerlijk naar zichzelf kijkt ontdekt dat zelfkennis een mens vaak confronteert met eenzaamheid, gebrokenheid en geheimen.

Een aspect van het verhaal dat nog niet aan bod kwam, is dat God nadrukkelijk verbood om van die schitterende boom te eten: ‘Van alle bomen van de tuin mag je vrijelijk eten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad mag je niet eten. Op de dag dat je daarvan eet, zul je zéker sterven’. Maar door zo nadrukkelijk te verbieden wordt overtreding van het verbod juist uitgelokt. Want zet een mooie doos chocola midden op tafel en zeg tegen je kinderen: ‘Ik ga even weg. Jullie mogen uit alle kasten eten, maar niet uit dat doosje met heerlijke chocola!’. Drie keer raden wat er gebeurt… Dat weet God natuurlijk ook wel; blijkbaar wil hij juist dat de mens dit gebod overtreedt. Het verbod wil dus niet verbieden, maar juist overtreding uitlokken. Bovendien: de door God gemaakte slang had gelijk toen hij Eva verleidde en zei: ‘Je zult zeker niét sterven als je daarvan eet’. Eva stierf inderdaad niet. De slang sprak de waarheid, God niet! Een ongemakkelijke conclusie.

Waarom houdt God er volgens de bijbelschrijvers dit soort vreemde humor op na? (een humor die de traditie niet heeft begrepen, zeker niet de calvinistische). Ze willen ons duidelijk maken, dat de waardevolste zaken zich in het leven meestal eerst als verbod voordoen: ‘Raak me niet aan!’. Denk maar eens aan het bijbelboek Hooglied waarin steeds wordt herhaald: ‘Ik bezweer je, wek de liefde niet, maar laat haar sluimeren zolang je wilt!’. Blijkbaar zijn de kostbaarste zaken in het leven tweesnijdende zwaarden die je niet zomaar vast kunt pakken. Neem vriendschap en liefde: ze kunnen heel hoog opbloeien, maar voor hetzelfde geld zijn ze een bron van slaafse afhankelijkheid. Of denk aan de hoop, die een mens op de toekomst gericht houdt, maar die ook kan ontaarden in blinde verwachting.  Een verwachting die zich niets meer aantrekt van het verstand.
Zo is het ook met de tien geboden, bijvoorbeeld het verbod op afgunst. Het is natuurlijk weinig verheffend om groen van jaloezie te zien, maar aan de ander kant zou er niets uit onze handen komen zonder enige ambitie. Je moet dus leren schipperen tussen een juist en stimulerend gevoel van afgunst en de groene jaloezie die ziekelijk is.

Het gebod wil blijkbaar niet verbieden, maar ons waarschuwen door ons erop te wijzen dat we hier een gevaarlijk terrein betreden. Kennis is immers niet onschuldig. Je kunt natuurlijk het gebod respecteren en afzien van kennis, maar dan blijf je in een kinderlijk naïeve couveuse-toestand rondlopen. Je zult niet echt leven. Zo is het met veel geboden uit de bijbel: ze willen niet verbieden, maar ons aan het nadenken zetten over belangrijke aspecten van ons leven zoals liefde, dood, leven, kennis en jaloezie. Want wanneer je je strikt houdt aan het ge- of verbod, hoef je niet meer na te denken. Aan de hand van verhalen wordt dit thema in de rest van de bijbelverhalen uitgewerkt. Daarom zijn bijbelverhalen ook geen zoetsappige verhaaltjes.

Het verleidingsverhaal in Genesis over schoonheid en schaduw is dus zo slecht nog niet. Het is geen tragisch verhaal, maar eerder een humoristisch verhaal over het verlangen van de mens naar schoonheid en kennis. Een mythisch verhaal dat ons tegelijk ook waarschuwt: aan schoonheid kun je gemakkelijk je vingers branden. Want mythische verhalen zijn geen onschuldige sprookjes. De beste mythen uit onze cultuur helpen ons nadenken over het goede leven en de mooie en ook moeilijke kunst van het leven. Daarom is het goed dit prikkelende en zinvolle verhaal uit Genesis nog maar even in ere te houden als kernverhaal van onze cultuur.

(Bronnen van bovenstaande bespiegeling: Matthias Smalbrugge: ‘Schoonheid is nooit onschuldig’, artikel in Trouw, 24-2-07 en ‘Altaar en tafel, een geschiedenis van offer en reformatie’, 2004. Smalbrugge is hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de VU.)