Bijbelboek Exodus

door Liesbet Geijlvoet

Komende weken lezen we uit het oerverhaal van het volk van Israël. Uit het Bijbelboek Exodus. We lezen het verhaal van Mozes en Farao, over de uittocht uit het land van slavernij en de tocht door de woestijn. Vaak vragen mensen zich af: zijn deze verhalen echt gebeurd of hebben ze vooral symbolische waarde? 

De verhalen zijn vast deels waargebeurd. De namen van stamvaders en moeders, sommige plaatsen en gebeurtenissen. Maar ze zijn ook van generatie op generatie mondeling doorgegeven. De verhalen van Israël zijn pas opgeschreven in de tijd dat de belangrijkste mensen uit de samenleving naar Babylon werden afgevoerd, ze leefden in ballingschap. In 597 voor onze jaartelling.
De tempel werd verwoest en de elite weggevoerd. In dit Babylonische rijk, waar nu Iran en Iraq liggen, woonden allerlei mensen en culturen bij elkaar. Ook dit kleine volk van Israël, zijn denkers en zijn leiders, woonde nu in deze smeltkroes van culturen. Het moet zoiets zijn geweest als Amsterdam in onze tijd. Allerlei mensen en culturen.
Ze besloten hun eigen verhaal op te tekenen. Het verhaal van de slavernij in Egypte en over God die hun lijden zag en hen bevrijdde.  Door de zee ging het volk, door de woestijn.

Dit exodusverhaal heeft voor veel mensen tot in onze tijd een grote en diepe betekenis. 
Ten eerste voor het Joodse volk, in zijn diaspora, zijn verstrooiing over de wereld. Met Pesach wordt met ieder jaar teruggedacht aan deze bevrijding uit slavernij.
Maar ook binnen de kerken heeft dit verhaal een bijzondere plek. Wie de film Two Popes heeft gezien of wie terugdenkt aan de revoluties in Zuid-Amerika, weet misschien dat het exodusverhaal een sterke rol heeft gespeeld in het verzet tegen de dictaturen in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw.

Het verhaal van een volk dat bevrijd wordt uit slavernij en in vrijheid mag leven. Met menselijke wetten en ‘redelijke eisen’ van deze ene God, die met dit volk op weg wil gaan. Het is bijzonder dat deze God oog heeft voor het volk dat lijdt. Ook dat deze God niet gebonden is aan een tempel in die ene stad. Waar dit volk ook heen reist, deze God reist met hen mee. Hij heeft zelfs een eigen Tent (tabernakel) en geen tempel om flexibel te zijn. Waar dit volk ook heengaat, deze God gaat met hen mee.
Wat kun je denken of geloven als je God niet meer wilt of kunt denken als een persoon-achtige entiteit? Zoals de God van het eerste testament zich laat kennen als een sprekende persoon in een doornstruik of als een wolk van vuur en wind, die het volk door de woestijn voorgaat.
Hoe lezen we de oerverhalen van het Joodse en Christelijk geloof? En wat nemen we er voor betekenisvolle gedachten en ervaringen voor onszelf uit mee?
Of we nu kijken naar de Disneyfilm over Mozes, of een schilderij, we lezen in een bijbel of boeken van Leon de Winter, welke voorstelling maken wij ons van God? Als we dat bewust of onbewust al doen.


Over de grenzen heen denken
Een passende uitleg in onze tijd zou kunnen zijn: Over grenzen heen denken.  Het volk denkt over grenzen van onderdrukking en lijden heen. Het gaat door een zee en door een woestijn. 
‘Op de grenzen leert de mens zichzelf kennen’, zegt Christa Anbeek in haar boek Spelen met grenzen. Zij is een van de hedendaagse theologen binnen het liberaal christendom. De grenzen in het menselijk kunnen of weten. Grenzen van het leven.  Deze grenzen die je in je leven kunt tegenkomen, noemen we dan wel grenservaringen of contrastervaringen. 
Wat je op deze grenzen ervaart, is in iedere situatie en voor ieder persoon verschillend. Maar zo’n ervaring biedt vaak een kans om dingen vanaf nu anders te bekijken of te doen.
Iedere grenservaring kan je nieuwe inzichten geven, positieve of negatieve. Kan je met jezelf confronteren en je nieuw zelfinzicht geven. Het kan mensen in beweging zetten: dit nooit meer!
Soms is de ervaring met woorden te benoemen, maar vaak ook niet. Soms is het in een lied te bezingen of in een schilderij te vangen. Meer met kleuren, geuren en gevoelens dan in wetten, grenzen en regels. Wie dat probeert, zal trouwens al snel ontdekken dat je nieuwe grenzen legt, die opnieuw mensen gevangenhouden en eigen lijden en verdriet in zich zullen dragen.

Waar de ervaringen van verbijstering, van lijden en van verontwaardiging duurzaam zijn en onze veronderstelling onderuithalen dat het leven begrijpelijk is, daar ontstaat religie, zegt een invloedrijke denker, de Amerikaanse antropoloog Geertz. Hij spreekt ook over grenzen. Een grens tussen waar wij nog iets begrijpelijk vinden en waar we dingen onbegrijpelijk gaan vinden. Terrorisme bijvoorbeeld. Dat gaat over grenzen heen van wat wij begrijpelijk geweld zouden noemen. Als er zoiets als begrijpelijk geweld zou bestaan. 
Of vragen rondom gezondheid en ziekzijn. Waarom worden kinderen ziek? Is dat niet onvoorstelbaar? En niet te verenigen met ons gevoel van rechtvaardigheid? 

Dan kun je proberen om met symbolen en rituelen iets uit te drukken. We leggen bloemen op een plek waar een onbegrijpelijke gebeurtenis plaatsvond: een ongeluk, een schietpartij of ander geweld. Of we houden een stille tocht.  We steken kaarsen aan of zingen samen. We zoeken manieren om het onbegrijpelijke toch tot uitdrukking te brengen.  

Volgens Geertz is alles wat we op die manier tot uitdrukking brengen, religie. Het is betekenisgeving met symbolen.  Dat zijn dus alle betekenisvolle verhalen, de liederen, de rituelen, de speciale kledij en beelden of schilderijen, vlaggen of gebruiken op feestdagen, bloemenkransen of hoe we dit ook uitdrukken.
Het is opmerkelijk dat zowel Anbeek als Geertz dit punt van de grenservaring raken.

Het volk in Egypte wordt begrensd in haar levensenergie en mogelijkheden. Welke emoties roept dat bij hen op?  Hoe kunnen wij onszelf in onze tijd spiegelen in hun verhaal? Of blijft het verhaal een gesloten boek voor ons? 
We zullen de komende maanden de verhalen uit Exodus volgen en bevragen naar betekenissen voor onze tijd.