Wie een rondje om de kerk loopt en het exterieur bekijkt, ziet in eerste oogopslag dat we met een middeleeuws kerkgebouw te maken hebben. Otto Roemeling spreekt over een Nicolaaskerk, terwijl het 19e eeuwse Aardrijkskundig Woordenboek van Van der Aa het over een Petruskerk heeft. Dat laatste is niet correct.
Een kerk uit ongeveer 1200
Dat het een middeleeuwse kerk is, blijkt allereerst uit het bouwmateriaal: de kerk is gebouwd van kloostermoppen, die zo rond 1200 als bouwmateriaal tufsteen verdrongen. Ook heeft de kerk nog een aantal romaanse kenmerken. Dat is te zien in de westmuur naast de toren en in de noordmuur, waarin zich nog romaanse vensters bevinden. Ook het ronde koor is romaans. De spitsboogvensters aan de zuidzijde zijn 15eeeuws, dus gotisch. Hetzelfde geldt voor de fraaie dichtgemetselde ingang aan de noordkant. Het venster boven de toegangsdeur (zuidkant) is eveneens dichtgemetseld. Ook de zadeldaktoren is romaans. In de toren hangt een 14eeeuwse luidklok van een anonieme gieter.
Oudste onderdelen van het interieur
Wanneer vanuit de hal de kerk betreden, zien we links aan de noordkant de dichtgemetselde vrouweningang en rechts die van de mannen. De vrouwen moesten door de donkere kant naar binnen: door Eva was immers de zonde in de wereld gekomen. In de katholieke tijd zaten of stonden de vrouwen tijdens de mis aan de noordkant en de mannen aan de zuidkant.
Links voor in de muur bevindt zich een nis, die vroeger afgesloten geweest zal zijn. Het lijkt een sacramentsnis, waarin achter een deurtje de hosties bewaard werden. Onder de kansel ligt een altaarsteen: de vijf wijdingskruisjes verwijzen naar de kruiswonden van Christus. Rechts in de muur bevindt zich een piscina, uniek door het zandstenen schap, waarop de priester de ampullen kon zetten. Via de afvoer onderin liet hij het gewijde water op de gewijde grond van het kerkhof weglopen.
De grote balken onder het houten tongewelf worden ondersteund door korbelen en sleutelstukken, versierd met peerkraalprofielen.
Preekstoel
De preekstoel dateert uit het begin van de 17eeeuw. Het klankbord, de voet en de vernieuwde trap zijn in 1859 aangebracht. Vaag is te zien dat onder de verflaag van het voorpanel een tekst moet staan. Aan de onderlijst is links de doopschaal bevestigd.
Orgel
Pas in 1875 kreeg de kerk op aandringen van de toenmalige predikant ds. Blankstein een orgel. Bijzonder is dat een katholieke orgelbouwer, de gebroeders Adema uit Leeuwarden/Amsterdam, de opdracht kreeg. Het is een eenklaviers instrument met twee windladen. Door vernuftige treden (pedalen) kunnen beide windladen afzonderlijk uit- en ingeschakeld worden, waardoor het effect van een tweeklaviers orgel ontstaat. De dispositie luidt als volgt:
voorste windlade: prestant 8’, viola 8’, octaaf 4’, viola 4’ en holpijp 8’;
achterste windlade: bourdon 16’, fluit harmoniek 4’, quint 3’, octaaf 2’ en trompet 8’.
Grafzerken
Aan de grafzerken is op deze site een aparte pagina gewijd: https://ruimgeloven.nl/grafzerken/
Banken en kroonluchters
De banken en kroonluchters zijn aangeschaft bij de restauratie in de jaren vijftig.
De traditionele protestantse kerkinrichting
In de jaren vijftig van de 20eeeuw werd de kerk grondig gerestaureerd. Te grondig, zouden we tegenwoordig zeggen. Uit ongeveer 1908 dateert onderstaande foto.
We zien de huidige kansel nog tegen de zuidmuur staan met daartegenover de mannenbanken. Dearsum had blijkbaar geen herenbank tegenover de preekstoel.
Wel staat er in het koor een versierde herenbank (de Harsta-bank) met erboven een opzetstuk. Het is geen psalmbord: daarvoor lijkt het te moeilijk bereikbaar.
Rechts staan de vrouwenbanken met versierde wangen. Rechts (en links?) onder het orgel hebben banken met deurtjes gestaan, voor kerkvoogden of notabelen. De kerk had in 1908 een houten vloer waarop in het midden een grote kachel geplaatst was. De zerkenvloer was dus in 1908 al niet meer zichtbaar.
De gietijzeren kroonluchters met elk vijf armen waarop petroleumlampen staan, dateren uit 1870. Vier exemplaren werden er toen gemaakt door een ijzergieterij in Vaassen voor de Grote Kerk van Epe. In 1900 werden ze daar overbodig en in 1903 namen de Dearsumer kerkvoogden er twee over voor hun kerk. Ze betaalden er dertig gulden voor. De komst van elektriciteit zal ze later overbodig gemaakt hebben.