Door Marion Bruggen
Als kind van drie jaar mocht ik voor het eerst met mijn moeder en oma mee naar een dienst in de Hervormde Kerk in Drachten. Ik herinner me er niets meer van maar mijn moeder vertelde dat ik helemaal opgetogen raakte van de liederen uit het rode gezangenbundeltje. Ook toen de predikant al lang met de preek was begonnen, wist ik niet van ophouden en zong dat het een lieve lust was, met als gevolg dat wij de dienst voortijdig moesten verlaten. Het kostte moeite om me mee te krijgen. Eenmaal buiten wierp ik me op straat en jammerde luidkeels steeds maar weer: Ik wil naar de lieve Here Jezus toe!
Ik weet niet of zich hier een begin van een roeping openbaarde of een sterke wil verbonden met de koppigheidsperiode. Ik vrees het laatste. Toen we uiteindelijk thuis kwamen, was ook mijn moeder in tranen en vroeg mijn vader zich verbaasd af: Wat is er met jullie gebeurd?
Dit voorval is tekenend voor het begin van mijn geloofsweg. Toen ik me aansloot bij de doopsgezinden , was ik ervan overtuigd dat ik daar de “lieve Here Jezus” zou vinden en wel in het doen en laten van de gemeente. Als het Koninkrijk ergens te vinden of te maken was , dan was het daar. Deze overtuiging ging gepaard met de wil om er met gelijkgezinden aan te werken. Ik kreeg er alle gelegenheid voor tijdens de opvang van vluchtelingen in de Doopsgezinde kerk in Groningen. Een inspirerende en spannende tijd.
Later ontdekte ik nog een ander spoor. Het Koninkrijk is als een mens die op reis gaat…. Het is niet te maken of te grijpen. Het is een afwezigheid die uitnodigt om te wachten en te verwachten. Juist in het oningevulde schuilt een bevrijdende kracht. De houding die erbij past is niet beheersen, willen of maken maar openstaan, ontvankelijkheid en verlangen.
Ergens in het midden , tussen doen en (ver)wachten, tussen daadkracht en loslaten ligt de waarheid. Het is een kunst om het in dat spanningsveld uit te houden. In een nascholing voor predikanten in Schoorl werd me dat nog weer eens duidelijk toen we in een bibliodrama het verhaal van de bruiloft te Kana naspeelden. Terwijl het tekort aan wijn (ook dat werd uitgebeeld) nog maar net schreeuwend rondliep, had een van de deelnemers het water al in wijn veranderd. Anderen, waaronder ikzelf, dreigden door deze snelle eenmansactie; de zaal te verlaten.
Een van de collega’s ging in dat tumult onverstoorbaar door met het scheppen van water in vaten. Later zei ze: “Ik dacht , ik doe maar gewoon wat gedaan moet worden. Dan wacht ik het; verder wel af”. Dat is me bijgebleven. Die ontspannen daadkracht. Zonder pretenties en toch vol overgave. Geen drang om het heil zelf te bewerkstelligen maar belangeloze inzet. Er ruimte voor scheppen, dat moet voldoende zijn. Tja , vraag ik me nu af: Is de “lieve Here Jezus” daar niet ergens te vinden?
Marion Bruggen is predikant in de broederschapshuizen Fredeshiem en Mennorode
Bron: www.zinprofiel.nl