Het Adema-orgel uit 1875

In Tresoar te Leeuwarden bevindt zich het archief van de Hervormde Gemeente Deersum (Toegangsnummer 245-05). Een aantal stukken heeft betrekking op het Adema-orgel uit 1875. Een paar teksten zijn hieronder weergegeven.

Uit de kerkvoogdij-notulen:

1872
Stelde Ds. Blankstein voor, zoo mogelijk middelen te beramen, tot daarstelling van een orgel in de kerk te Deersum. Wegens de beperkte geldmiddelen op dit ogenblik kwam men overeen dit voorstel aan te houden tot eene volgende vergadering.

1873
Als eene herhaling van het voorstel van Ds. Blankstein tot daarstelling van een orgel in de kerk, reeds ten vorigen jare in de vergadering van 31 october in behandeling geweest zijnde en toen tot eene latere vergadering uitgesteld, werd dit punt door dezen ook nu weder ter tafel gebragt. Na onderscheidene besprekingen omtrent deze zaak, welke tot standkoming ieder der gecompareerden ook wel wenschelijk scheen, werd aan den voorsteller opgedragen (die zich hiertoe gaarne wilde verledigen) te beproeven de noodige middelen of een gedeelte derzelve bij een te krijgen, en tevens besproken bij behoorlijkgunstig slagen dan later eene vergadering van Kerkvoogden en floreenpligtigen te beleggen, ten einde de zaak verder in behandeling te nemen.

1874
Werd door Ds. H. Blankstein, als ten vorigen jare, wederom ter tafel gebragt, om middelen te beramen tot het daarstellen van een orgel in de kerk. Hij deelde daarom in korte trekken een plan daaromtrent aan de vergadering mede dat in hoofdzaak inhield, dat men een voldoend orgel kan daarstellen voor de som van niet hoger dan ƒ3000.00. Hij wenschte nu eene geldleening te beproeven bij aandeelen van ƒ100.00 tegen eene rente van 3 procent in het jaar, ten einde die som bij elkander te krijgen, om vervolgens zoo dat gelukke, deze som bij ten minste één aandeel van ƒ100.00 jaarlijks te doen uitloten. Hij deelde vervolgens mede dat hij omtrent deze zaak gecorrespondeerd had met Jhr. van Eijsinga, en ook deze gaarne zoude medewerken tot het doen daarstellen van een orgel, indien hem bleek, dat de leden der gemeente eerst hunne belangstelling toonden door meerdere of mindere opoffering.
Toen als vroeger was de vergadering het eens, dat het wenschelijk zoude zijn tot opluistering van de openbare godsdienstoefening een orgel in de kerk daar te stellen, en ten blijke daarvan bood ieder der heeren kerkvoogden aan, persoonlijk een aandeel van ƒ100.00 tegen 3.00 Procent rente in het jaar daarvoor beschikbaar te stellen, waarna de heer Blankstein op zich nam deze zaak verder te bevorderen, opdat men, op hoop van welslagen, dan later middelen kon beramen, op welke wijze het best tot het daarstellen van een orgel kon worden overgegaan.

1875
Ten gevolge het behandelde in de vergadering van Kerkvoogden en Floreenpligtigen dd. 19 October 1800-vierenzeventig No 7 tot het beramen van middelen om een orgel in de kerk te Deersum daar te stellen bragt de heer Bakker aangaande hetgeen daartoe gedaan was, het volgende verslag uit; hij deelde mede, dat er te rekenen was op het bijeenbrengen van de som van ƒ2700.00 bij aandeelen van ƒ100.00 tegen eene jaarrente van 3 ten honderd, welke aandeelen hoofdzakelijk waren toegezegd door belangstellenden uit het dorp Deersum zelve, als mede uit Poppingawier en eenige buiten wonende Floreenpligtigen. Als gevolg van bedoelde toezegging werd nu besloten eene geldleening tot het bedrag van ƒ2700.00 aan te aan, uit aandeelen van ƒ100.00 bestaande tegen eene jaarlijksche rente van 3 Procent, onder voorwaarde jaarlijks ten minste één aandeel uit te loten, en deze uitloting te doen plaats hebben op den gewonen rekendag jaarlijks in October. De 1e uitloting zou dan plaats hebben in den maand October 1876 en op 1 Januarij 1877 betaalbaar zijn. De aandeelen in het laatst van 1875 zullende gestat worden, zal de rente met 1 Januarij 1876 ingaan en de eerste rentebetaling alzoo plaats hebben op 1 Januarij 1877. Ieder der aandeelhouders zal ten bewijze daarvan eene schuldbekentenis ontvangen.
De heer Bakker deelde vervolgens mede dat door de gebroeders Adema, orgelmakers te Leeuwarden en Amsterdam was aangeboden, om een zeer geschikt en doelmatig orgel zamen te stellen voor een som van ƒ2250.00, het verw- en schilderwerk daaronder niet begrepen. Na eenige discussie werd besloten het werk, volgens aanwezig en door hen gemaakt bestek en voorwaarden aan de Heeren Adema op te dragen, en nam de heer Bakker op zich een en ander met hen te regelen en te bevorderen en werd tevens bepaald, dat aangaande het bedoelde werk een contract tusschen de Kerkvoogden en de heeren Adema zou worden aangegaan.
Mede deelde de heer Bakker mede, dat volgens eene gemaakte begrooting van den timmerman Marten S. Bleeksma de zoldering waarop het orgel moet geplaatst worden, benevens trap, lichtramen enz., eene som zoude moeten kosten van ƒ525.00.
Er werd vervolgens overeengekomen, dat de kosten van schilder- en verwwerk konden bestreden worden uit het batig saldo van 1875.
Ingevolge artikel 17 sub c van het huishoudelijk Reglement van het Vriesch Collegie van Toezicht op de administratie der kerkelijke fondsen, enz. zal de goedkeuring van dat Collegie op bovenbedoeld besluit worden aangevraagd.

Als gevolg van het besluit hierboven onder No.2 vermeld, tot het doen daarstellen van een orgel in de kerk te Deersum, wordt het wijzigen van de begrooting voor de ontvangsten en uitgaven voor de dienst van 1875 noodzakelijk. Er werd alzoo besloten bij de ontvangsten een post voor opbrengst van geldleeningen aan te brengen tot een bedrag van ƒ 2700.00 en bij de uitgaven aan te brengen, een post van ƒ 2775.00 voor de stichting van een orgel in de kerk te Deersum.

Stelde de heer T.S. Bakker voor, wijl het orgel in de kerk eerlang gereed zoude zijn, en er vroeger voor koster en voorzanger ƒ40,- werd uitgetrokken, dit nu te veranderen in Koster en organist en dan aldaar ƒ60,- voor uit te trekken, zoo mede om ƒ15,- voor den blaasbalktreder aan te brengen, en ook dit algemeen goedgevonden zijnde, werd de begrooting daarnaar ingerigt.


Uit het notulenboek van de kerkenraad:

Orgelinwijding te Deersum den 21 November 1875

Nadat in de gecombineerde vergadering van Floreenplichtigen en Kerkvoogden in October 74 besloten was tot de stichting van een orgel in de kerk te Deersum, werd eene geld leening van ƒ2700,00 naar 3 pct. rente verschijnende 1 Julij telken jare, en onder voorwaarde van aflossing van minstens één aandeel per jaar aangegaan, welke tot stand werd gebracht.

Vervolgens werd de vervaardiging van het orgel opgedragen aan Gebr. Adema, orgelmakers te Leeuwarden. Den 21 November werd het orgel na ingesteld onderzoek voor ’t eerst in gebruik gesteld en bespeeld door den heer Velds, organist te Sneek.
De predikant H. Blankstein hield daarbij eene inwijdingsrede naar Job 21: 12b “Zij verblijden zich in het geluid des orgels”, beter vertaald, in het klinken van de veldpijp. Hij sprak daarbij over de kerkmuzijk, in haar bizondere oorsprong verhevene bedoeling en weldadige invloed.
Des namiddags werd een orgelconcert gegeven door Jac. Velds dat voor allen toegankelijk gesteld door eene vrij talrijke schare werd bijgewoond.

Het bestek voor het orgel van de Gebroeders Adema:

Bestek en Dispositie
met bijhoorende berekening, waarnaar zal worden vervaardigd en geleverd een nieuw Orgel in de Kerk der Nederd. Hervormde Gemeente te Deersum, ontworpen door Gebr. Adema Orgelmakers te Leeuwarden en Amsterdam.

Omschrijving
Het werk zal bevatten een handclavier, strekkende van Contra C tot f’’’ zijn 4½ octaven in omvang, en een aangekoppeld pedaal van diep C tot C’ zijnde twee octaven in omvang tien sprekende stemmen welke op twee afzonderlijke Windladen worden verdeeld, waarvan men ieder deel door combinatie pedalen kan afsluiten.

Dispositie
1e Combinatie
1e Prestant       8 vt van Engelsch Tin in ’t front,
2e Viola            8  “   “          “          “
3e Octaaf          4  “   “    Metaal
4e Viola            4  “   “    Eng. tin
5e Holpijp        8  “   “    Eik WS (wagenschot, red.) en Metaal.

2e Combinatie
1e Bourdon 16 vt. Van Eik WS en Metaal
2e Fluit Harmoniek 4  “  Metaal
3e Quint           3 vt
4e Octaaf          2  “  Metaal
5e Trompet      8  “  Meaal
Leverantien en Uitvoering

Art: 1. Orgelkast.
De orgelkast zal overeenkomstig de tekening worden gemaakt van best droog Riga vuren hout het lijst en ornament werk van fijn grenen, alles van hout zoo glad mogelijk gesorteerd, alle verbindingen netjes met pennen en gaten bewerkt, het lijstwerk alles naar de Kunst glad en effen bewerkt, het ornamentwerk fijn en diep gesneden, zoodat het geheel een fraai en smaakvol aanzien verkrijgt.

Art: 2. Windtoestel.
De wind zal worden aangevoerd door een horizontale afgaande paralelle balg (Reservoir) waarin de wind door twee schepbalgen wordt aangevoerd, de ramen, regels, platen en dekpanelen van 5 en 3 duims Riga vuren deelen, glad gesorteerd en buiten het hart gezaagd, de vouwbladen van 1 dms WS. De zuig en drijf ventielen van 5 Streeps in elkander gewerkte raamtjes om alle Kromming of trekking onmogelijk te maken, de geheele windtoestel zal netjes worden beleerd met fransch leder 1e kwaliteit, zuiver luchtdigt opdat er volstrekt geene windverliezen kunnen ontstaan.

Art: 3. Windladen.
Deze zullen worden gemaakt van het allerzachtste Eik WS. En zoo accuraad in elkander worden gewerkt, dat er volstrekt geen huiling door of bijspraken kunnen ontstaan, ten einde het occideeren van het metaal-pijpwerk onmogelijk te maken, zullen de wind of pijpstokken van mahonie hout worden gemaakt alle draad deelen zoo als Ventil-veren, oogen, stiften, pennen, pulpetums enz. zullen allen van Koper gemaakt worden.

Art: 4. Windkanalen.
De wind zal uit de Reservoir tot in de windkasten worden geleid door tweee afzonderlijke Kanalen, van 2½ en 2 duims Eik WS zuiver luchtdigt bewerkt en alle verbindingen in elkander geschroefd, deze kanalen zullenvan genoegzame wijdte worden gemaakt, opdat er in geen geval eenige stoornis in de aanvoering van wind kan ontstaan.

Art: 5. Klavieren en Pedaal.
De Klavieren zullen worden gemaakt van zeer zacht en dradig hout hetzij Eik WS. of mahonie hout, en worden belijmd met 1e soort zwaar gesneden Orgel-ivoor, de halve toonen met Ebbenhout, alle draad-deelen, zoo als geleidpennen, oogen, trekdraden, worden allen van Koper gemaakt, de klavieren en pedaal zullen zoo accuraad worden bewerkt, dat alles zich genoegzaam kan bewegen, zonder de minste overtollige ruimte die aanleiding tot rammeling of onjuiste speelaard kan doen ontstaan.

Art: 6. Regeerwerk en mechaniek.
Het Regeerwerk zal zoo accuraad en soliede worden aangebragt, dat er in de trekkagie der registers niet de minste onnodige ruimte wrijving of bijbeweging ontstaat, voor het trekken der Register zullen ijzere tuimelaars, dienende voor staande hefboomen van genoegzame breedte en zwaarte worden aangebragt, welke aan de trekstok en sleep voldoende worden bevestigd. De mechaniek zal alles wat daartoe vereischt wordt, van het fijnste materieel gemaakt worden, alles zoo ligt en geheel zonder ruimte bewerkt, als alleen ieder deel juist genoegzame ruimte bezittende welke voor een accurate beweging vereischt wordt, alle draad-deelen van koper-.

Art: 7. Combinatie-pedalen.
Deze zullen gelijk het Regeerwerk worden bewerkt, accuraad, vlug en gemakkelijk werkende om daardoor in eens een der hoofd-verdeelingen van het Orgel in of buiten werking te stellen naar verkiezing, zonder dat men de Registers behoeft af te schuiven of bij te trekken.

Art: 8 Regelateurs.
Onder tegen iedere windkast zal eene regelateur worden aangebragt, welke worden geperst door het nodige getal spiraal-veren, dewelke elke schokking, of stoornis in het geluid onder de bespeling onmogelijk maken.

Art: 9 Pijpwerk.
Al de pijpen die in het front geplaatst worden zullen worden vervaardigd van Tin, gemengd met 10% Lood, hetwelk voor de bewerking noodzakelijk is, al de pijpen welke in de voorspringende torelles geplaatst worden, zullen met uitgedreven labiums worden bewerkt, en het geheele front zuiver worden gepolijst de Viola 8 en 4 vt, worden uit dezelfde gehalte der frontpijpen vervaardigd. Het overige binnen pijpwerk zal worden vervaardigd uit eene gehalte van 66% Lood bij 33% Tin, uitgezonderd de 24 grootste pijpen van Bourdon 16 vt, en de 12 grootste van Holpijp 8 vt, welke van ¾ en 72 dms WS. worden gemaakt.

Art: 10. Zamenstelling
Het geheele werk zal worden zamengesteld op de beste en doelmatigste wijze, alles waar zulks vereischt wordt zuiver waterpas en te lood en zooveel mogelijk met schroeven bevestigd alle draagpunten en lagerwerken tot dragt der hoofd-voorwerpen dienende, zullen allen van genoegzame zwaarte moeten zijn, opdat men niet de minste doorzakking of beweging behoeft te vreezen, alle lagerwerken zullen zo accuraad in hunne draagpunten worden bewerkt, dat de geringste schudding in het gebruikt onmogelijk is.

Art: 12. Windzwaarte.
De Reservoir zal met zooveel doelmatig gewigt worden belast, dat de luchtdrukking tot op negen nederl. duimen op water drukkende wordt gebragt.

Art: 13. Intonatie.
Wanneer het geheele aldus is zamengesteld zal het pijpwerk worden geïntoneerd, iedere stem suiver en in zijn eigen karakter van toon als: prestant snijdend zangrijk en krachtig, van Violen teder strijkend en snijdend, Octaaf pijpwerk helder en Krachtig, Bourdon, Holpijp en fluitwerk dik vol rond en doordringend, Trompet zuiver, metalig en krachtig. zoodat het geheel zoowel als iedere stem onderling een égaal en harmonieus geluid oplevert.

Art: 13 Stemming
Het werk zal worden gestemd naar de gelijk-zwevende Temperatuur, toonhoogte gesteld op de normale orchest-toon gevende 850 trillingen.

Algemeene bepalingen.
Alle materialen welke tot den bouw van dit orgel gebruikt worden, zullen zijn ieder in hun soort van het allerbeste, het hout allen zuiver droog geheel spintvrij, zooveel mogelijk zonder Kwasten gesorteerd, in één woord zonder eenig gebrek. Voor het Tin en metaal pijpwerk mag volstrekt geen banca tin, maar uitsluitend Engelsch tin merk (Lam en vlag) worden gebruikt. Het ijzerwerk tot steun of verbinding of tot de werktuigelijke deelen vereischt wordende, zal voor het gebruik met eene daarvoor gebruikelijke lak of vernis tweemalen worden overgestreken.

Repondering
Vijf jaren na de aflevering van het werk zullen den vervaardigers aansprakelijk blijven voor alle gebreken die op eene leverantie van verkeerde materialen of slechte bewerking kunnen worden toegepast, daartegen is het kerkbestuur verpligt het Orgel ten minste eéns per jaar door den Vervaardigers te laten stemmen. gedurende bovengenoemde vijf jaren.

Tijdsbepaling
Acht maanden na de gunning van het werk en de ondertekening van het contract zal het werk geheel speelwaardig in de kerk geplaatst worden opgeleverd.

Examinatie.
Wanneer het werk voor of op bovengenoemde tijd is opgeleverd, zal hetzelve van wege het kerkbesuur naauwkeurig worden onderzocht en beproefd, door het kerkbestuur te benoemen daarvoor een bekwaam deskundig tot wederzijdsch genoegen, wanneer genoemde Examinateur grondige aanmerkingen mogt vinden aan te wijzen, zullen di op eerste aanzegging van het Kerkbestuur, onmiddelijk worden weggenomen en hersteld. Bij de finale goedkeuring van het werk zal genoemde Examinator zijne bevinding daarvan schriftelijk in duplo opmaken, en daarvan een exemplaar aan het kerkbestuur en eene aan den Vervaardigers ter hand stellen.

Verzekering der Goederen.
Zoodra de goederen voor het orgel in de kerk zijn aangevoerd, zal het geheel door het kerkbestuur in eene door Hun Ed, te kiezen assurantie-kas tegen brandschade worden ingeschreven

Betaling
De betaling zal geschieden in twee termijnen, die zullen plaats hebben ???? bij de aflevering en finale goedkeuring van het werk.
(bijgeschreven:) de eerste termijn ten bedrage van duizend Gulden wanneer de Orgelkast is geleverd en geplaatst, de twee termijn ten bedrage van twaalf Honderd en vijftig Gulden.

Wanneer de vervaardigers met de plaatsing van het Orgelwerk een aanvang nemen, zal hun van wege het Kerkbestuur, assistentie van den Timmerman worden verstrekt, voor de Zwaarste voorwerpen van het Orgel; zooals: de windladen Blaasbalg ec: benevens eene stelling voor het Orgel te afwerken en intoneeren der frontpijpen. Losse ameublementen, zooals organist Bank etc: blijven voor rekening van het Kerkbestuur.

Schilderwerk
Het schilderen der Orgelkast blijft voor rekening en ter Keuze van het Kerkbestuur, alsmede het vergulden der Labiums van de frontpijpen, wanneer dat moge worden verkozen.

gedaan te Deersum 1 Maart 1875

Gebr. Adema

Jacob Velds, organist van de Martinikerk te Sneek, wordt gevraagd het bestek door te lezen en er commentaar op te leveren:

Sneek 26 Febr: 1875

Den WelEd: Heer T.S. Bakker
Deerzum

Mijnheer!

Hiernevens zend ik UEd het bestek terug van de Heeren Adema benevens eenige opmerkingen, aanvullingen en vragen. Ik heb gemeend met deze opmerkingen te kunnen volstaan, zonder een geheele omwerking van ’t bestek te veroorzaken.

Hoogachtend UWDW Dienaar
Jac: Velds

Opmerkingen voor Heeren Kerkvoogden der Hervormde Gemeente te Deerzum over het bestek van een aldaar nieuw te maken Orgel der Gebr: Adema Orgelmakers te Leeuwarden en Amsterdam

Plaatsing van het Orgel
Het Orgel zal geplaatst worden op eene aanwezige of temaken kraak, welke door de Aannemers tot dat einde doelmatig ingerigt zal worden. De onkosten hierdoor ontstaan zullen die voor Rekening van Aannemers of Kerkvoogdij zijn?

De Orgelkast
Hiervan moeten duren en luiken, met panelen vergaard en van goede  sluitingen voorzien, zoodanig geregeld verdeeld zijn, als tot onverhinderde toegang der binnendeelen noodzakelijk is.

De Windtoestel
De zuig en drijfventielen met koperen schroeven bevestigd, moeten gemakkelijk ontbonden kunnen worden.

De Windladen
De aanleg derzelve moet zoodanig zijn, dat ’t pijpwerk er onbekrompen op geplaatst kan worden. De ventielveeren moeten een gepaste veerkracht bezitten, ten einde de ventielen zuiver te doen sluiten, en echter de speelaard niet noodeloos te bemoeijelijken. De pijpstokken zullen ieder afzonderlijk op de Windlade geschroefd worden.

Klavieren en Pedaal
De Klavieren zullen worden belijmd zoo wel van boven als van voren met gelijkkleurig en zuiver wit ivoor. De boventoetsen of halve toonen moeten van massief Ebbenhout zijn; De Pedaaltoetsen (onder) moeten 54 N.D. (?) binnenraams en de bovenoetsen 9 N.D. ongeveer lang zijn. Hierbij zal door de Aannemers een van goed Eikenhout en tamelijk net bewerkte zitbank leveren, welke met Russisch of ander goed leder moet worden overtrokken.

Regeerwerk en Mechaniek
Het Welbord en raam zal van best Eikenhout, de Wellen 6 kantig van best Riga’s greenenhout genaakt worden, en de regeling derzelve zoodanig zijn, dat allen zich zuiver vrij kunnen bewegen, verder de inrigting van het Mechaniek zoo doelmatig zijn, dat gene verandering van Temperatuur daarop eenige belemmerende invloed kan uitoefenen.

Pijpwerk
Is de aannemer van plan van de Trompet een op of een doorslaand Tongwerk te maken.

Uit de kerkvoogdijrekeningen van 1875:
Betaald aan de Gebroeders Adema te Leeuwarden, de aannemingsom van een geleverd orgel in de kerk (…) ƒ2250,-
Betaald aan Gerrit Lanting te Deersum, de aannemingssom van gemaakt toestel tot plaasing van het orgel (…) ƒ441,68
Betaald aan Marten S. Bleeksma voor architectuur daarbij (…) ƒ5,77
Betaald aan Geerd Heerma (?) te Deerzum voor schilder- en verfwerk aan en bij het orgel (…) ƒ105,80
Betaald aan Kornelis S. Bakker aldaar wegens vergaderingskosten (…) ƒ10,50
Betaald aan den Heer J. Velds te Sneek voor toezicht en consert (…) ƒ100,-
Betaald aan van Druten en Bleeker voor gedrukte Programma’s (…) ƒ1,50
Betaald voor Analyse der Metalen pijpen (…) ƒ8,-

21 november 1875 is het orgel ingespeeld door Jacob Velds, organist van de Martinikerk te Sneek.

Uit 1889 dateert een contract waarin rechten en plichten van de organist zijn vastgelegd:

Voorwaarden bij de aanstelling van den Organist bij de Herv. Gemeente te Deersum.

Het Collegie van Kerkvoogden en Notabelen in zijn vergadering van den 17 December 1889 overgegaan zijnde tot de benoeming van een organist in de kerk der Hervormden te Deersum heeft voor deze betrekking gekozen en aangesteld den Heer Herre Wartena, hoofd der openbare School te Deersum.
Deze aanstelling, die gerekend wordt integaan op den 1 Januari 1890 heeft plaats onder de volgende wederzijdse rechten en verplichtingen.

Art. 1. Het collegie stelt den Heer Wartena aan voor den tijd van één jaar loopende van 1 Jan. 1890 tot 1891, terwijl deze aanstelling telkens hernieuwd kan worden.

Art. 2. De jaarlijksche bezoldiging bedraagt de som van vijfenzeventig gulden, betaalbaar in twee termijnen, telkens op 1 Juli 1890 en 1 Januari 1891 zeven en dertig Gld en vijftig cents.

Art. 3. De aangestelde neemt op zich de begeleiding van ’t orgel bij ’t kerkgezang in de godsdienstoefeningen op Zon- en feestdagen of op die tijden, waarop met toestemming van HH Kerkvoogden in de kerk te Deersum godsdienstoefening wordt gehouden, indien nl. zijne school daarmee geen schade behoeft te lijden.

Art. 4. Na het luiden der klok voor ’t begin der godsdienstoefening, is de organist verplicht te spelen vóór en eveneens ná de godsdienstoefening, als de kerk verlaten wordt terwijl hij zich onthoudt van melodiën van onzedelijke liederen.

Art. 5. De benoemde heeft te allen tijde het recht van vrijen toegang tot en bespeling van het orgel, uitgezonderd in dien tijd, waarop in de Kerk eene vergadering wordt gehouden waarbij het rechtens of ambtshalve niet behoort of wanneer te Poppingawier in de kerk den Hervormde godsdienstoefening wordt gehouden. Hij zorgt dat door hem of hen die hem vergezellen niets aan of in de kerk of ’t orgel worde beschadigd, of dat iets plaats hebbe, dat strijdig is met den eerbied aan de plaats der godsdienstige samenkomsten verschuldigd.

Art. 6. Niemand buiten den benoemden heeft het recht van vrije toegang tot het orgel, dan na het bekomen verlof van een der Kerkvoogden. Voor mogelijke alsdan aanterichten schade is de benoemde niet aansprakelijk, evenmin voor defecten aan ’t orgel tijdens den gewonen dienst ontstaan.

Art. 7. Wanneer de benoemde op andere tijden dan die der godsdienstoefeningen het orgel wenscht te bespelen zullen de kosten voor een blaasbalgtrapper door hem zelven moeten worden gedragen.

Art. 8. Wanneer de benoemde door ziekte of noodzakelijk gemaakte afwezigheid verhinderd wordt den orgeldienst waartenemen, is hij verplicht te zorgen, dat een ander geschikt persoon in zijne plaats optrede om het orgel te bespelen en daarvan vooraf aan den President Kerkvoogd bericht te geven. De plaatsvervanger moet ten genoegen van de Kerkvoogden en Notabelen zijn. Mocht de benoemde door langdurige ongesteldheid verhinderd worden den dienst waar te nemen, of dien met opzet herhaaldelijk niet waarnemen dan zullen Kerkvoogden gerechtigd zijn, den benoemde te ontslaan uit zijne betrekking en zelve in den dienst mogen voorzien terwijl dan aan den benoemde het tot op den dag van ’t ontslag hem toekomende honorarium moet worden uitbetaald.

Art. 9. Mocht door brand of groote reparatie aan kerk of orgel de dienst eenigen tijd moeten gestaakt worden, en dat buiten schuld van den benoemde het orgel niet kunnen worden bediend, dan zal hij in dien tijd als voorzanger moeten fungeren maar zal hij wegens die niet niet bediening van het orgel niet bekort mogen worden in de bezoldiging.

Art. 10. Wenscht de benoemde ten gevolge van vertrek of om andere redenen zijn ontslag te nemen, dan zal hi verplicht zijn daarvan schriftelijk (met opgave van redenen en bepaling van den dag van ’t gewenschte ontslag) minstens zes weken vóór ’t ontslag kennis te geven aan den Pres. Kerkvoogd. De uitbetaling van het tractement wordt dan berkend tot op den dag van ’t ontslag en aan den ontslagene uitbetaald.

Slotbepaling
Op bovenstaande voorwaarden en onder opgenoemde rechten en verplichtingen zijnerzijde heft het Collegie van Kerkvoogden en Notabelen den mede ondertekende Heer H. Wartena als organist aangesteld, en wordt door mede ondertekende die aanstelling aangenomen, terwijl Collegie en benoemde zich wederzijds aanbevelen tot getrouwe naleving der gestelde verplichtingen.
Deze voorwaarden zijn in duplo opgemaakt en geteekend, terwijl één exemplaar daarvan als aanstelling naar behooren aan den benoemde zal worden uitgereikt, en een ander in het archief der Kerkvoogdij blijft gedeponeerd.

Gedaan te Deersum den              December 1889

De benoemde                                 Het Collegie van Kerkvoogden en Notabelen