‘Ik noem het: God’ (4)

Herman Berger over mystiek als oefening in aandacht 
door Jelle Rollema

Bij het woord mystiek denk je al gauw aan iets exotisch, dat alleen op een bepaald soort mensen van toepassing is. Bijvoorbeeld bij mediterende monniken in de vele vormen van Boeddhisme. Maar ook de opvallende extatische ervaringen van mystici uit de westerse traditie zoals Meister Eckhart, Johannes van het Kruis en Theresa van Avila (zie de verbeelding van haar extase door Bernini bij dit artikel). Of recenter de bevreemdende mystieke ervaringen van de vader van Jan Siebelink in ‘Knielen op een bed violen’.

Maar Herman Berger stelt dat de essentie van mystiek niet bestaat uit mystieke ervaringen. Het is eerder een oefening in aandachtig leven. De extatische ervaringen vallen ons meestal op, maar voor iemand als de rooms-katholieke non Theresa van Avila (1515-1582) waren die ervaringen maar zeldzaam. Zij zag de vereniging met God eerder als een stabiele toestand. Theresa vergelijkt de poging om tot die toestand te komen met ‘het aanleggen van een tuin op een onvruchtbaar stuk land. Je moet planten en onkruid wieden. Maar daarna moet je ook voor water zorgen. (…) Slechts soms kun je in een toestand raken waarin het verlangen naar het aardse zich oplost in de verrukking naar Gods nabijheid. Dat is moeilijk als het water met een zware emmer diep uit de bron moet worden gehaald (…). Wanneer ik bad werd ik mij soms, altijd onverwacht en meestal heel vluchtig, bewust van Gods aanwezigheid. Hij was bij mij – of ik was opgenomen in hem, wie zal het zeggen? Om een visioen ging het in ieder geval niet.’

Berger ziet wel een verschil tussen het streven in de oosterse mystiek naar ego-loosheid, het helemaal opgaan van de mens in een ‘gene zijde’, en christelijke mystiek. In de christelijke mystiek gaat het voor Berger om de ervaring van de diepere dimensie van déze werkelijkheid. Die overkomt een mens als een ervaring van liefde. He tis een ervaring waarin het ‘ik’ niet meer het middelpunt is. Maar dat ‘ik’ verdampt niet als in een versmelting met ‘gene zijde’. Nee, de mens staat in relatie tot de diepere dimensie van deze werkelijkheid als een twee-eenheid die beide partijen respecteert. Het initiatief gaat uit van die onuitputtelijke diepte van waarheid, goedheid en schoonheid (die Berger God noemt, zie eerdere afleveringen van deze serie), die zich als een soort liefde aanbiedt, maar zich niet opdringt. Dat aanbod van liefde vraagt juist om een creatief antwoord van de mens. In de mystieke traditie wordt dat verlangen naar God vaak uitgedrukt als het verlangen van de bruid naar de bruidegom, zoals in het Hooglied:

Kuste hij me maar, met de kussen van zijn mond!
Je liefkozingen zijn heerlijker dan wijn!
Hoe verrukkelijk geurt je lichaam!
Je uitstraling is als balsem op de huid.
Geen wonder dat de meisjes van je houden!
Trek me mee, achter je aan. Vlug, vlug!
Bracht jij, koning, mij maar in jouw vertrekken,
Dan zouden we samen in verrukking raken, 
jouw liefkozingen oproepen, heerlijker dan wijn.
Niet voor niets houden de meisjes van jou!
(Hooglied 1:1-4)

De mysticus heeft geen behoefte aan een ‘godsbewijs’, hij wéét dat God hem of haar tot zich heeft toegelaten. Maar Berger stelt dat dat voor ons niet zo eenvoudig is. De sceptische stemmen in en buiten ons stellen dat God nooit zo aan ons verschenen is. Omdat we er niet naar vroegen of hoe dan ook in ons drukke leven niet in de juiste toestand waren. 

In het contact met die werkelijkheid kan een mens zich ook oefenen. Berger verwijst daarvoor  in zijn boeken vaak naar het leven van de mystica Simone Weil (1909-1943). Het gaat dan om een levenshouding van belangeloze aandacht. Simone Weil groeide op in een ongelovig milieu. Ze studeerde filosofie, doceerde filosofie en werd ontslagen, liep mee in demonstraties van uiterst links en was in woord en daad solidair met werklozen en uitgebuite arbeiders. Tussen 1935 en 1941 heeft ze Gods aanwezigheid meerdere keren ervaren. Achteraf vroeg ze zich af hoe dat kon, want ze kende God niet en ze had God niet voorzien. Berger: ‘Ze beminde andere zaken en ze vraagt zich af: welke waren dat? Ze beminde de naaste in zijn ongeluk, ze beminde de orde van de wereld, ze hield van liturgische plechtigheden, het gregoriaans, het romaans en onuitsprekelijk veel van de Indische, Egyptische en Griekse beschavingen.’ Achteraf beseft ze dat haar leven altijd in het teken van de aandacht had gestaan, dat haar aandacht altijd een wachten op God is geweest.

Berger: ‘Maar wat is aandacht? Verwar haar niet met spierspanning. Want spanning is een zaak van de wil.’ Simone Weil: ‘Men heeft willen zoeken… Maar de meest kostbare waarden moeten niet gezocht worden: ze moeten worden afgewacht.’ Voor haar is het vooral aandacht voor de ongelukkige. Het is vanzelfsprekend, maar zeldzaam. Maar wat geldt voor de ongelukkige, geldt voor élke aandacht (zie de voorbeelden in de opsomming hierboven). 

Wanneer ze haar liefde samenvat, zegt ze dat de aandacht speciaal gericht is op waarheid, goedheid en schoonheid. God, die dimensie van waarheid goedheid en schoonheid, ziet Weil niet als een mensachtig wezen, maar als een onpersoonlijke persoon, als een onhoorbare stem. In de joodse of christelijke traditie kan die gedachte verder worden ontwikkeld. Vanuit een authentieke aandacht voor waarheid, goedheid en schoonheid kan iemand de ervaring opdoen dat het zo gek nog niet was wat men hem in zijn jeugd te geloven heeft voorgehouden. Dan valt hem mogelijk het woord ‘God’ in. De God van de traditie waarin hij is opgegroeid, komt dan pas in hem tot leven. 

Die waarheid wil niet gezocht worden. Zij is zelf op zoek naar de mens, die met aandacht daarop wacht. De hedendaagse mysticus Gerard Reve (1923-2006) verwoordt dat op bijzonder wijze in zijn Dagsluiting:

Eigenlijk geloof ik niets,en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.
(uit: ‘Nader tot u’, Verzamelde Gedichten, Bezige Bij 2001)

Die intuïtieve niet-wetenschappelijke ervaringskennis is aanwezig in mythen, religieuze verhalen en vaak ook in lichamelijke uitdrukkingen als dans en zang, aldus Berger. In de volgende aflevering meer over het belang van rituelen en mythen bij de beoefening van aandachtig leven.