Herman Berger over betekenisvolle verhalen
door Jelle Rollema
In onze tijd geven we de voorkeur aan eenduidige, wetenschappelijk taal. Alleen de eenduidige taal van de wetenschap levert werkelijke kennis op, geloven we. Mythen, religieuze verhalen, literaire romans en poëzie voldoen daar niet aan. Iemand zei een tijd geleden tegen mij: ‘Die bijbelverhalen zijn toch onzin? Ze zijn niet echt gebeurd, dus waarom zou je je daar nog mee bezighouden?’ Ze had in haar jonge jaren op de zondagsschool gezeten en was daarna afgehaakt van kerk en geloof. Je vraagt je dan wel af hoe die verhalen op de zondagsschool verteld zijn. Als wetenschappelijk-historisch, letterlijk waargebeurde verhalen, ooit heel lang geleden?
In zijn boek Pleidooi voor meer Zinnigheid(2008) gaat Herman Berger in op de betekenis van verhalen voor ons leven. En dan niet eenduidige wetenschappelijke verhalen, maar juist de religieuze en mythische verhalen. Je zou denken dat Herman Berger bij het nadenken over religie als modern denkend mens, wetenschapper en filosoof de voorkeur zou geven aan de filosofische taal, maar niets is minder waar.
Berger gebruikt in zijn boek het beeld van de oerknal. Het eerste moment na deze ‘Big Bang’ is het moment van de hoogste dichtheid, de hoogste temperatuur en het moment waarin de materie het langzaamst uitdijt. Dat is voor hem de plaats van de mythen en religieuze verhalen: intens, vurig en traag. Naarmate het verhalenheelal meer uitdijt, koelen de verhalen af en neemt hun intensiteit af: achtereenvolgens mythen en religieuze verhalen, het verzonnen verhaal (roman), het historische en het natuurwetenschappelijke verhaal. In die volgorde worden de verhalen steeds kouder en dus betekenislozer voor ons leven. Berger ontkent daarmee zeker niet het belang van de wetenschappelijke verhalen. Daar hebben we voor de alledaagse praktijk van het leven veel voordeel van. Het leven werd daardoor in praktisch opzicht gemakkelijker. Maar op het gebied van betekenisvol en zinvol leven hebben ze ons zeer weinig te bieden.
Hij noemt de mythische verhalen ‘onverzadigde verhalen’, want het zijn meerduidige verhalen die telkens opnieuw gevuld kunnen worden met betekenis. In die verhalen treden mensen op die historisch niet bestaan hebben, maar in wie wij als ons als luisteraar of lezer kunnen verplaatsen. Verhalen die in andere tijden en situaties andere betekenissen kunnen krijgen. Het zijn verhalen die zich altijd en overal kunnen afspelen. Nog belangrijker: ze raken niet alleen het verstand, maar ook en vooral de wil. En om de wil van een mens te raken moet je zijn gevoelswereld raken. Want moreel goed handelen berust niet alleen op rationele kennis, maar vooral op de wil. Maar die wil moet eerst door gevoelens worden omgevormd. Daarom vertelt de filosoof Plato naast een filosofische redenering altijd ook een mythe, waarin zijn filosofisch stellingen op een dieper niveau verbeeld worden.
De verhalen vlak na de ‘Big Bang’ zijn volgens Berger het meest geconcentreerd, omdat ze gaan over de waarom-vraag van de mensheid. Het lijkt erop dat alle culturen begonnen zijn met zulke ‘stichtingsverhalen’. Berger noemt dat ‘verhalen over een onvoorwaardelijk JA’. Die ervaringswerkelijkheid wordt in mythische taal bijvoorbeeld verwoord in de scheppingsmythe van Genesis: ‘En God zag alles wat hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed’ (Gen. 1:31. Goed, niet in de betekenis van ‘perfect, maar het Hebreeuwse ‘tof’, zeer de moeite waard).
Zulke ervaringen, dat het goed is dat je er bent, ervaringen van geborgenheid in de Werkelijkheid, als een ‘stem’ die ‘JA’ zegt, overkomen mensen nog steeds. Ida Gerhardt schrijft over zo’n ervaring in de mythisch taal van de poëzie aan het eind van haar gedicht ‘Het schip’:
Er stond een kind op de kade
-ik was het, ik was nog klein-
het had niets meer nodig op aarde
om volkomen gelukkig te zijn.
Religieuze verhalen gaan ervan uit dat er een overstijgende of diepere werkelijkheid is die ons iets aanbiedt, het leven schenkt. Vandaar dat mensen in religieuze taal zeggen: ‘God heeft ons een kind gegeven’, zonder daarmee te ontkennen dat ze er zelf de hand in hebben gehad (over ‘God’ zie eerdere artikelen in deze serie onder ‘columns’).
Het besef dat niet de mens het middelpunt van de wereld is en dat deze wereld ons is geschonken, wordt in religieuze taal in Deuteronium uitgedrukt, waar Mozes God laat zeggen: ‘Aan u geef ik dit land in handen’, ‘de Heer uw God heeft u dit land overgeleverd’ (Deut. 19, 21, 26 etc.).
Mythen zijn er in soorten en maten. De vraag is welke mythen ons het beste over het goede helpen nadenken. Sommige politici stellen vandaag de dag in mythisch/religieuze taal (hoewel ze zelf afscheid van het geloof hebben genomen), dat je een heldere scheiding tussen goed en kwaad kunt maken. Daar zou je een geloofwaardiger mythe tegenover kunnen plaatsen. Bijvoorbeeld het paradijsverhaal (Genesis 2 en 3). Een van de oermythen van het christendom die helaas naar de rommelzolder van het geloof is verbannen vanwege een simplistisch uitleg als verhaal over de zondeval. Maar wanneer je beter leest, blijkt het verhaal toch ergens anders over te gaan: onder andere over de complexiteit van het leven.
Hoe ging dat verhaal ook alweer? God plantte speciaal voor de mens een prachtige tuin met in het midden in de boom van kennis van goed en kwaad. Een boom die verrukkelijk is om van te eten, een lust voor het oog en aanlokkelijk omdat hij wijsheid schenkt. God verbood de mens nadrukkelijk om van die unieke boom te eten, want dan zou hij sterven.
Zet je zo’n schitterende boom midden in de tuin, dan zorg je ervoor dat de mens er letterlijk niet omheen kan, hoe scherp het verbod om van die boom te eten ook wordt gesteld. Zo’n boom wordt door de plaats en schittering onweerstaanbaar: je wilt de hartslag van die tuin voelen en ongetwijfeld is dat ook de bedoeling. Een ongemakkelijk punt: het verbod wil niet verbieden, maar overtreding uitlokken…
Daarom heeft God een zeer scherpzinnig dier gemaakt, de slang. Die slang verleidt de vrouw om van die prachtige boom te proeven. Want, zo is zijn argument, je kennis van God is beperkt. Je zult helemaal niet sterven als je ervan eet. Integendeel, je zult, net als God, goed en kwaad kennen. Eva bezwijkt. En inderdaad, zij gaat helemaal niet dood. De slang spreekt de waarheid, God niet. Alweer een ongemakkelijk punt. Want het is de kracht van Eva dat zij het gesprek met de slang aandurft en bereid is een eigen beslissing te nemen: Eva wil niet naïef blijven. Nee, ze wil proeven van de schoonheid van kennis en wijsheid. Maar die kennis wordt duur betaald en is geen onverdeeld genoegen. Kennis heeft blijkbaar een stekelig karakter. Want hoewel Adam en Eva hun hele leven al naakt zijn en daar geen enkele schaamte over voelen, ontdekken ze die naaktheid nu pas en verbergen ze zich uit schaamte en schuld.
Let op: het verhaal draait dus niet om schuld en schaamte als zodanig, maar om de gelaagdheid, de twee kanten van schoonheid en kennis. Wat de schrijvers van het verhaal wilden aangeven met het verbod om van de vruchten van de boom te eten, is dat kennis een tweesnijdend zwaard is dat je voorzichtig moet aanpakken. Als het om kennis en liefde gaat (in het Hebreeuws betekent het woord ‘kennen’ ook liefhebben), moet je niet naïef zijn. Want door kennis kun je arrogant, machtsgeil en onbarmhartig worden. Maar kennis kan natuurlijk ook een mens inzicht geven en helpen. Zo is het ook met liefde. Liefde is prachtig, vinden we allemaal. Maar liefde kan ook ontaarden in slaafse volgzaamheid of een slaafse behoefte aan eenheid met je man of vrouw. Of neem de ouder die uit liefde zijn of haar kind zo beschermt dat het nooit leert om op eigen benen te staan en nooit leert waar zijn of haar verlangen echt naar uitgaat.
Zo gelezen kunnen dit oeroude mythische verhaal en andere mythische verhalen ons helpen om op een positieve maar niet naïeve manier in het leven te staan. En wie weet kan dit verhaal over schoonheid en schaduw dan weer uitgangspunt worden van een nieuw verbindend groot verhaal.
Bron van de herinterpretatie van het paradijsverhaal: Matthias Smalbrugge: ‘Schoonheid is nooit onschuldig’, artikel Trouw, 24-2-07. Smalbrugge is hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de VU.