Over muziek als bron van ervaring van het goddelijke
door Jelle Rollema
Van veel grote kunstenaars weten we dat ze geïnspireerd worden door ‘iets’ wat van buiten henzelf komt. Iets wat ze benoemen als een zingevende werkelijkheid. Ze ervaren dat de werkelijkheid doordrongen is van een diepere dimensie. Dat is fraai verwoord door de dichter Sybren Polet: ‘Niet een andere werkelijkheid, achter deze werkelijkheid, maar dezelfde werkelijkheid anders. Niet anders, maar zichtbaarder, doorzichtiger.’
Omdat die ervaring zo indringend en ingrijpend is, noemen ze zo’n ervaring vaak goddelijk. Goddelijk, omdat die ervaring van die kracht of dimensie diep ingrijpend is en levenslang van belang blijft. Daarmee sluiten deze kunstenaars vaak onbewust aan bij de overtuiging van de Duitse theoloog Friedrich Schleiermacher (1768-1834) over wat de kern van religie is. Deze aartsvader van de moderne protestantse theologie beschreef religie als de ervaring van het Oneindige die een mens onvoorwaardelijke aangaat. Het is bovendien de ervaring dat je als individu deel bent van een groter omvattend en zingevend geheel.
Kunstenaars hebben in de loop der eeuwen geprobeerd zulke ervaringen in schilderijen, muziek, literatuur, gedichten of beeldende kunst weer te geven. Enerzijds in een poging om via dat kunstwerk die ervaring voor zichzelf levend te houden, anderzijds om via dat kunstwerk die ervaring aan anderen door te geven. Daarom hebben religies, en dus ook het christendom, kunstenaars in dienst genomen om de gelovigen de mogelijkheid te bieden via kunst iets van die goddelijke werkelijkheid te laten ervaren en te proeven.
De Engelse schrijver Francis Spufford beschrijft in zijn inspirerende boek ‘Dit is geen verdediging, waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft’ (2013) hoe het Adagio uit het klarinetconcert van Mozart (K.622) zo’n ervaring bij hem opriep. Je zou het een ervaring van verzoening kunnen noemen en omdat het hem de moed gaf om toch door te gaan met het leven, is het ook een opstandingservaring.
Hij beschrijft hoe hij na de zoveelste echtelijke ruzie op een ochtend belandt in een Londens koffiehuis, om zijn ellende met een cappuccino te ‘verplegen’ en omdat hij geen uitweg uit de misère kon bedenken. Alles wat hij bedacht, kwam hem voor als zelfmisleiding. En dan klinkt daar in dat koffiehuis plotseling het Adagio uit het Klarinetconcert van Mozart, dat hij al zo vaak gehoord heeft, maar dat hem nu iets openbaart, als het ware als een stem tot hem spreekt:
“Het klinkt niet alsof deze muziek iets zwaars probeert te tillen. Maar tegelijkertijd ontkent deze muziek ook niets. Het biedt een sterke, volstrekt kalme vreugde zonder te ontkennen dat er verdriet is. Ja sterker nog: deze muziek klinkt alsof ze afkomstig is uit een wereld waar verdriet heel gewoon is, maar waar niet alles mee is gezegd. …
De muziek zei me: alles waar je bang voor bent, is waar. En toch. En toch. Alles wat je fout hebt gedaan, was fout, gruwelijk fout. En toch. En toch. De wereld is veel groter dan je vreest, veel groter dan het zich herhalende gebabbel in je hoofd. Ja, in de wereld vind je ook dit.”
Spufford heeft het stuk al verschillende keren eerder gehoord, maar deze keer klinkt het voor hem als nieuw. Deze muzikale stem biedt hem troost en geeft hem de moed om verzoend met de pijn van het leven verder te gaan. Hij zegt verderop dat hij die ervaring als van God afkomstig ziet, zonder dat hij God als een persoon ziet of als een soort toverfee die hem op dat moment bewust die ervaring aanreikt. In de taal van de christelijke geloofstraditie noemt hij het een ervaring van genade en liefde, en van waarheid, goedheid en schoonheid.
Ook bij rituelen, zoals in de zondagse liturgie, kan muziek kan functioneren als bemiddeling van het goddelijke. Dat zijn vaak zeldzame momenten, in de woorden van Huub Oosterhuis: ‘Zien, soms even’ of ‘De Heer heeft mij hebt gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen’. Dat is de reden waarom je daar niet doorheen praat (tenzij het muziek is die zoals in winkels alleen een plat commercieel doel heeft…). Net zoals we in een kerkdienst we er niet doorheen praten wanneer de voorganger een gebedstekst uitspreekt of wanneer er een bijbeltekst wordt voorgelezen. Natuurlijk zijn er soms mensen die geen antenne voor muziek hebben en er niet door geraakt worden. Maar dat betekent niet dat je er dan maar doorheen moet praten, want daarmee ontneem je een ander die daar wel gevoelig voor is, de mogelijkheid om misschien wel iets van het goddelijke te ervaren. Of anders op z’n minst uit respect voor de musicus die z’n best doet om mooie muziek te maken en daar hard voor geoefend heeft. Datzelfde geldt overigens ook voor andere momenten in de liturgie, zoals een bewust gepland stiltemoment. In de stilte kun je ook iets van een overweldigende aanwezigheid ervaren als een dragende (goddelijke) kracht. Een bewust stiltemoment in de dienst is daarom ook niet de plaats om te gaan bladeren in liedboek of liturgieblaadjes. Gewoon uit respect voor de ander die daarin wel iets hoopt te ervaren van de diepere dimensie van de werkelijkheid, van het goddelijke, van God.