Vakantie

door Jelle Rollema

De vakantietijd, die droom van vrije tijd waarin er even niets hoeft en iedereen het gevoel heeft dat een andere horizon een ander mens van je kan maken. De tijd van genieten en ontspannen, de tijd om een ander mens te worden. Dat is vakantie: dromen, vrij zijn, een ander mens worden. Hopen we.

Tot de komst van de verzorgingsstaat was er geen vakantie, je werkte of werkte niet. Vakantie bestond niet. Maar de betekenis van het woord vakantie is al heel oud. Bij vakantie gaat het om leeg zijn: het Latijnse woord ‘vacare’ betekent leeg zijn. Het gevoel dat je de dingen, je bezigheden, neer kunt leggen en dat er ruimte ontstaat voor andere zaken. Maar juist dat ‘leeg zijn’ is iets wat we vaak met de nodige schrik bekijken. ‘Leeg zijn’ klinkt ons niet bepaald gunstig in de oren. Als je zegt dat je helemaal leeg bent, dan bedoel je dat je heel erg moe bent, dat je geen energie meer hebt en aan het eind van je Latijn bent. Leeg zijn is bij ons een schrikbeeld, we willen helemaal niet leeg zijn, we willen juist helemaal vol zijn van dingen, bezigheden, beelden en woorden. Leeg zijn voelt als een gemis, als een onvermogen te genieten, als een gebrek aan vitaliteit.

Beter is het misschien om vakantie te vertalen met ‘vrij zijn’. De tijd waarin je vrij bent om nieuwe indrukken op te doen, jezelf anders te ervaren. Dat is tenminste het ideaalbeeld. Maar helaas, dat ideaal moet dan ook vaak waargemaakt worden en zo wordt de vakantie ongemerkt een heilig moeten in plaats van vrij en onbekommerd ademhalen. We moeten ontspannen, we moeten gelukkig zijn ver van huis, we moeten blij zijn dat we niets moeten. Geen wonder dat veel mensen opzien tegen de vakantie en er zoiets als vakantiestress bestaat. Aangewezen zijn op jezelf en op je dierbaren, allerlei zaken leuk moeten vinden die je maar matig aanspreken en ga zo maar door.

Maar zou dat leeg zijn ook niet iets positiefs kunnen zijn? Of vallen we dan in een leegte en denken we inderdaad dat wij zelf niets voorstellen? Is leeg zijn de ontdekking van innerlijke leegte? Zo ervoeren de eerste ‘vakantiehouders’ het, de monniken uit de derde eeuw die de woestijn introkken en niets anders deden dan bidden. Ze maakten zich leeg, maar hadden ook het gevoel dat er een innerlijke leegte in hen bestond. Het menselijke leven stelde in hun ogen allemaal niet zo heel veel voor. Hoe leger zij werden, des te groter de innerlijke leegte, een donker gat. Ze gingen als het ware de nacht in waarin het licht van een eigen zelf afwezig was. Waarin je niet meer kunt terugvallen op jezelf, want dat ben je nu juist kwijtgeraakt. Dat heette de ‘nacht van de mystiek’. Het leek rampzalig, jezelf kwijt zijn en niet weten waar je naar toe ging, omdat je in het donker van de nacht wandelde.

Toch hadden ze het gevoel dat juist in de leegte het wonder van de ontmoeting met het goddelijke plaatsvond. Dat dat ‘zelf’ waar een mens zich zo graag aan vastklampt, ook maar een laag is in het bestaan en dat onder dat zelf een ander zelf schuilt, goddelijke geestkracht en aanwezigheid. Leeg zijn was dan ook niet zomaar leeg zijn, het was de eerste stap op weg naar de ontdekking dat ons zelf rust op een fundament van een ander zelf, de diepere dimensie van het leven, de aanwezigheid van waarheid, goedheid en schoonheid, vanouds woorden voor ‘God’. Dat je jezelf kunt loslaten om te ontmoeten, niet in angst maar in vertrouwen. Niet het gevoel hebben dat je niets voorstelt zonder je werk, maar ervaren dat je geborgen bent in een andere dimensie. Niet bang zijn dat de tijd ofwel te snel of te langzaam gaat, maar dat je geborgen bent in een diepere dimensie van het leven. En natuurlijk, vakantie is allereerst ontspanning, plezier, ontdekking en genieten. Maar misschien is het ook iets meer. Even leeg zijn om een andere aanwezigheid, om het ‘goddelijke’ te kunnen ervaren.

 

In de vorige Tsjerkestim noemde ik een ‘overstijgende’ (geluks-)ervaring die Herman Wijffels had in z’n jonge jaren: ‘de ervaring van de leeuwerik’. Tjeu van den Berk beschrijft in zijn boek Het numineuzemeer van zulke ervaringen. Onder andere een vakantie-ervaring van een tiener:

‘ln 1942 – toen ik tien jaar was – logeerde ik in de grote vakantie op een boerderij van vrienden van mijn ouders. Deze vrienden hadden een groot gezin met alleen maar zonen. Hoe klein mijn handen ook waren, er moest wel geholpen worden. Zo leerde ik in korte tijd koeien melken, wat ik fijn vond om te doen. Het was maaitijd en ieder die kon helpen, stond bij zonsopgang op. Zo gebeurde het, dat ik op zekere ochtend – in het bijna donker – met emmer en kruk naar een koe liep, me installeerde en, met de rechterzijkant van mijn hoofd tegen het warme koeienlijf gedrukt, ging melken. Zo zag ik de zon opkomen. Toen gebeurde het wonder; alles loste op in één lichtend zijn.
Hoe lang ik zo gezeten heb, weet ik niet, maar dat moment werd in mijn hele wezen geëtst. Naarmate ik ouder werd brandde die plek van heimwee dieper in mijn hart. Bij alle moeilijkheden in het leven, heeft dat moment mij als een lichtend iets – nooit verlaten, en me het uithoudingsvermogen gegeven om te zoeken naar wat ik toen dacht dat het iets met de zin van het leven te maken moest hebben.’

Of de ervaring die je tijdens een vakantie kan overkomen wanneer je ’s avonds in de stilte kijkend naar de sterrenhemel de vervreemdende ervaring ondergaat dat je je enerzijds heel klein voelt in die grootse kosmos, maar anderzijds diep verbonden daarmee voelt, je erin opgenomen voelt. Alsof je daardoor wordt aangekeken, aangesproken. De ervaring dat niet jíj kijkt, maar dat jij wordt gezien. Zoals de dichter Maria Vasalis (1909-1998) dat ooit verwoordde in een gedicht, omdat in de taal van de poëzie dergelijke ervaring beter verwoord kunnen worden dan in de natuurwetenschappelijke termentaal:

Ster

Ik zag vanavond voor het eerst een ster.
Hij stond alleen, hij trilde niet.
Ik was ineens van hem doordrongen,
ik zag een ster, hij stond alleen,
hij was van licht, hij leek zo jong en
van vóór verdriet.

(de voormalige Tilburgse hoogleraar Herman Berger (1924-2016) noemt dat in zijn boeken een ‘totaliteitservaring’. In de volgende Tsjerkestim meer daarover)

De vakantietijd kan dus zo’n tijd zijn om de diepere dimensie van het leven waarin wij geborgen zijn te ervaren. Rust, stilte, een andere omgeving en het ontbreken van de dagelijkse druk van het ‘moeten’ zijn voorwaarden om ervoor open te staan wanneer ze zich voordoen en om ze te ondergaan.